Skip to main content

Van Aalten tot Roermond en van Noordwest-Overijssel tot Noord-Brabant. Vaak krijgt Martin Heinen de vraag om mee te werken aan plannen voor nieuwe zonneparken van Sunvest. Als adviseur ecologie bij Ecogroen in Amersfoort is hij zeer deskundig op het gebied van flora en fauna. Maar hoe kijkt hij eigenlijk naar de opkomst van zonneparken de laatste jaren?

Utrecht, Sunvest, 2020, Interview met Ecoloog Martin Heinen

Wie plannen maakt om in de buitenruimte aan de slag te gaan, loopt al snel tegen diverse spelregels aan. Eén daarvan is de verplichting om vóór de realisatie een grondige natuurtoets te laten doen voor de Wet natuurbescherming en daar benader je een ecoloog voor. Hij of zij beoordeelt of er geen beschermde planten, dieren of gebieden aantast kunnen worden.
Wat niet verplicht is? Een ecoloog in de arm nemen om, zoals in het geval van Sunvest, zo groen mogelijke zonneparken te bouwen. En dus werkt Sunvest op twee fronten samen met adviseur ecologie Martin Heinen en zijn collega’s van advies- en ingenieursbureau Ecogroen. Een adviesbureau met vestigingen in Zwolle en Amersfoort, waar ruim vijftig mensen met passie voor natuur enthousiast werken aan de groene leefomgeving.

Dat vergroenen van plannen past in de tijdgeest, maar dat kun je ook alleen voor de bühne doen. Proef je dat bij Sunvest ook?

Heinen: “Om eerlijk te zijn was ik bij de kennismaking met Sunvest wel enigszins sceptisch. Het zou kunnen dat het bedrijf vanuit commercieel oogpunt zoveel mogelijk munt wilde slaan uit het bouwen van zonneparken. Ik zie namelijk best veel partijen een groen sausje over hun plannen gooien en dan makkelijk denken te scoren. Gelukkig ontdekte ik na gesprekken al gauw dat Sunvest uit een ander hout is gesneden, al kan dat soms lastige consequenties hebben. Bijvoorbeeld als wij adviseren dat bij een voorstel de kwetsbare flora of fauna in het gedrang komt, terwijl zij een mooie kans zien. Dat is lastig, maar gelukkig nemen ze ons advies altijd ter harte of zoeken we naar alternatieven.”

Hoe kijk je als ecoloog überhaupt naar zonneparken?
“We kunnen er niet omheen dat we alternatieven moeten zoeken voor fossiele brandstoffen. Wind en zon zijn dan goede alternatieven; ik zie dat als een noodzakelijke ontwikkeling. Tegelijk vind ik het enorm belangrijk dat we meer doen dan alleen het volleggen van gebieden met PV-systemen. Er moet wat mij betreft altijd sprake zijn van een verrijking door de natuurwaarde te verhogen. Is die bereidheid er niet dan verbind ik mijn naam niet aan het plan.”

Verbindende functie

Het liefst zie Heinen alleen maar parken in het stedelijk gebied bij bijvoorbeeld bedrijfsterreinen, zodat je het landschap zo weinig mogelijk aantast. Ook de grote hoeveelheid platte daken zijn geschikt voor zonnepanelen. Tegelijk is hij realist genoeg om te weten dat dit niet altijd kan. Dus richt hij zijn pijlen op het verhogen van de natuurwaarde, bijvoorbeeld in een gebied met verarmde grond door intensieve landbouw. “Neem maïsland of raaigrasland,” vervolgt de ecoloog. “Daar is de natuurwaarde meestal erg laag en kun je al beginnen door bijvoorbeeld langs de randen van een zonnepark stroken groen aan te leggen. Die stroken krijgen vervolgens een verbindende functie van het ene natuurgebied naar het andere. Dat hoeft helemaal niet zo ingewikkeld te zijn. Je past je maaibeheer aan, waardoor er meer inheemse en streekeigen flora ontstaat of plaats bijvoorbeeld insectenhotels en nestkasten.”

Dat klinkt inderdaad eenvoudig, levert dat echt direct meerwaarde voor de natuur op?

“Zeker, zolang het maar body heeft. Dus niet een schaamstrookje van een meter of twee. Dat doet weinig voor het gebied. Je moet dan zeker aan een breedte van vijf tot tien meter of meer denken en dat is een bewuste keuze, want daardoor verlies je ruimte voor panelen.”

Tegelijk heb je ook weldegelijk een vakman als Heinen nodig om doordachte keuzes te maken. Dat betekent dus bijvoorbeeld dat als je gaat zaaien je weet wat voor zaad je in die groene stroken inzaait. Heinen: “Ik zie te vaak dat er soorten groeien die niet in dat gebied voorkomen, soms helemaal niet in Nederland thuishoren. Hoewel het er lekker kleurrijk uitziet, sla je toch de plank mis als het wemelt van de honingbijen. Ja, dat klinkt misschien goed, maar niet als je weet dat juist de wilde bijen en hommels hierdoor enorm in de verdrukking raken. Met die soorten gaat het juist zo slecht, terwijl ze zo’n cruciale rol spelen in het behoud van onze biodiversiteit. Dus kies ik altijd voor inheemse en lokale plantensoorten en niet voor het kleurrijke bloemenmengsel van het tuincentrum. Op die manier kunnen zonneparken een herstellende rol spelen in kwetsbare natuur.”

Uiteraard klinken er soms vooroordelen over zonneparken. Eentje luidt dat er niets groeit onder de panelen. Klopt dat?

“Ik snap die gedachte wel en natuurlijk halen panelen een flink deel van het zonlicht weg. Tegelijk kun je door de panelen in een gunstige hoek te plaatsen, of door te variëren met de hoogte, echt nog veel doen met de bodem. Dus nee, het klopt niet dat alles doodgaat onder panelen. Sterker nog, hier en daar wat schaduw levert juist extra ruimte aan schaduw minnende planten- of diersoorten.”

Duisternis

Naast plantensoorten die het gebied van een zonnepark verrijken, kunnen ook dieren de nieuwe inrichting als een veilig toevluchtsoord gaan zien. Of is de wens dan vooral de vader van de gedachte? “Nee zeker niet, want een groot voordeel van zonneparken is de relatieve rust, de vele schuilmogelijkheden en de duisternis ’s nachts.”

Maar er zijn voorbeelden te bedenken. Heinen: “Van een groene struikenrij of haag als broed- en foerageerplek voor vogels tot het plaatsen van torenvalkenkasten. Of wat denk je van kruidenrijke vegetatie om muizen en kleine marterachtigen aan te trekken of door nest- en vleermuizenkasten te verwerken in de transformatorhuisjes? Ook pleit ik er altijd voor om eventuele hekwerken niet volledig op de bodem te plaatsen, zodat er onderin ruimte ontstaat voor bijvoorbeeld egels of marterachtigen als das en hermelijn.”

Minder panelen

Wat je ook toevoegt aan natuurwaarde, alles begint bij de bestaande en historische situatie, meent Heinen. “Ik vind het erg jammer als een gebied eerst volledig kaal gekapt wordt en alle inheemse soorten daarmee verdwijnen. Die soorten waren daar al heel lang aanwezig en dat moet in mijn optiek ook na de exploitatieperiode van een zonnepark zo blijven. Ik pleit ervoor om vanuit het huidige landschap en de historische structuur te kijken hoe je daarbinnen je plan kan realiseren en de landschapselementen zoveel mogelijk hun plek te laten houden of versterken. Dus zoek ik altijd naar ideeën die op de lange termijn goed zijn voor het gebied. Betekent dit dat er dus iets minder panelen geplaatst kunnen worden, of dat ze om een bestaand stukje natuur heen gebouwd moeten worden? Dan is dat maar zo, want daar is de natuur me veel te lief voor.”

Tekst: Maarten Nota

Nieuwsgierig naar meer informatie over zonneparken en natuur?

https://zoninlandschap.nl/nieuws/i168/literatuurstudie-ecologische-inrichting-zonneparken

Meer lezen over de concurrentie tussen honingbijen en wilde bijen?

https://www.bestuivers.nl/concurrentie